dinsdag 25 juli 2017

De grootste

"Waar denken jullie aan als je aan een kasteel denkt?". Deze vraag stelde ik aan mijn reisgenoten. Het leverde de volgende lijst met kenmerken op: slotgracht, wachttorens, poort, binnenplaats, rijkdom en vergane glorie. Laat Wales nu reclame maken dat het meer dan 600 kastelen beschikbaar heeft dus moet er wel één bij zijn die past in deze lijst. Op basis van een plaatje in een folder en de afstand kiezen we voor Castle Caerphilly in het gelijknamige stadje.

Over het stadje Caerphilly kan ik kort zijn: de reis niet waard ook al is Tommy Cooper er geboren.

Maar het kasteel wat midden in de stad ligt is de reis zeer zeker wel waard. Het kasteel heeft alle kenmerken waaraan, volgens de familie Rommens, een goed kasteel moet voldoen.


Allereerst de slotgracht: dit kasteel heeft er zelf (een soort van) twee. Om het gehele kasteel staat water, op de meeste plaatsen veel breder dan een standaard slotgracht. Aan de zijde van de hoofdingang staat over de gehele lengte nog een lange brede muur. En tussen deze muur en de stad loopt  ook nog water. Door al dit water is het gehele kasteelcomplex 12 ha groot. Hierdoor is het meteen het grootste kasteel van Wales.


Wachttorens: vier stuks waarbij één toren Pisa-neigingen heeft. Het omvallen wordt dapper door stoere mannen voorkomen.



Poort: check, er is zelfs een achteringang.

Binnenplaats: met een beetje verbeelding hoor je de paarden hinniken, de harnassen rammelen en de minstreel een soort van muziek maken.

Rijkdom: dit gaat samen met de vergane glorie, met andere woorden er is, op één grote eetzaal na, niet veel meer van terug te vinden. Maar met de nodige fantasie hebben we wel het idee dat hier geen arme sloeber gewoond heeft. 

We geloven niet in: "You see one, you see them all", dus mogelijk pakken we ergens anders in de beurt nog wel een kasteeltje mee.

vrijdag 21 juli 2017

Pteridium aquilinum var. latiusculum


Nadat we de laatste anderhalve kilometer met samengeknepen billetjes hebben afgelegd staan we dan op onze eindbestemming. Op het erf van een klein huisje staat een verbouwde schuur waarin twee vakantiewoningen zijn gemaakt. De vier sterren die op het bord bij de poort staan is het zeker waard. Alles is aanwezig, we hebben zelfs een vaatwasser en een wasmachhine. Beetje krap is het aantal pannen maar daar is wel een mouw aan te passen.


De omgeving is schitterend al hebben de Engelsen, naast rotondes (ieder kruispunt lijkt wel getransformeerd te zijn tot rotonde), een grote voorliefde voor heggen. Hoge heggen waardoor je de omgeving niet altijd even goed kan zien. Dat is jammer maar de spaarzame gaten bij huizen of hekken geven een prachtig beeld op het glooiende landschap. En het is hier op het geblaat van de schapen en af en toe een toeterende auto rustig, heel rustig. Je hoort je zelf bijna denken.

Tweeëneenhalve kilometer verder de weg omhoog ligt Twmbarlwm, een 400 meter hoge heuvel. Vanaf hier kunnen we zuidwaarts Cardiff zien. Kijken we de andere kant op dan zien we het uitgestrekte Brecon Beacons National Park liggen. Een liedje van Bassie en Adriaan schiet in mijn hoofd als we hier staan: "Wij zijn nietig, wij zijn pieper. Oh, wat zijn wij pierperklein". We hadden niet verwacht op loopafstand van onze huisje al zo'n mooi uitzicht te hebben.



Wat de heuvels speciaal maken is het gebrek aan bomen. Net of je al boven de boomgrens bent, zo weinig bomen zie hier staan. Wat je er wel veel ziet is Pteridium aquilinum var. latiusculum ofwel de adelaarsvaren. Meestal kom je varens in de schaduw tegen maar deze varen heeft het bijzonder naar zijn zin op deze kale heuvels. Hij groeit zo goed dat hij gras verdringt hetgeen een probleem voor de schapenboeren begint te worden. Maar daar hoeven wij ons niet druk om te maken, we genieten van het uitzicht, ook al is het licht bij de eerste beklimming voor foto's niet optimaal. Misschien later nog een keer terug.



De pukkel is ooit heel lang geleden door Noormannen aan deze heuvel toegevoegd, als een soort heuvelfort.




zaterdag 15 juli 2017

Tut-tut

Op de bevestiging van het huisje staat een beschrijving hoe vanaf de motorway (zouden wij rijksweg noemen) bij het huisje te komen. Daarin wordt ook aangegeven dat je het laatste stuk regelmatig even op je claxon moet drukken. Geheel overbodig is dit advies niet.

Beeld je in dat je in een auto rijdt van 1839 mm breed. Daar hangen nog een paar spiegels van pak en beet 100 mm dan ben je dus 2000 mm ( voor de mensen met een wiskunde deuk, dit is 2 meter) breed. Hoe dit beeld vast en kijk naar de volgende foto.


Combineer nu de breedte van de auto met de breedte van de weg, dan zul je ook tot de conclusie komen dat dat maar net past. Dat gevoel hadden we de eerste keer ook, eigenlijk hadden we meer het idee dat dat net niet past. Maar de beschrijving op de bevestiging stuurt ons hier toch echt heen. Behalve de breedte zijn er nog twee extra uitdagende elementen aan deze weg toegevoegd: een hoogteverschil van 150 meter (op nog geen kilometer lengte) en bochten. En het is iedere keer weer een verrassing wat er achter zo'n bocht te voorschijn komt. Deze drie factoren maken even toeteren bij een bocht geen overbodige luxe. 


En deze weg moeten we dus iedere keer als we bij onze cottage weggaan of er naar terug keren gebruiken. Een alternatief is er wel maar die is nog smaller, nog steiler en nog onoverzichtelijker. Ben blij dat de toeter van de auto het in ieder geval goed doet.







Beetje puinhoop

Zoals gezegd, we liggen voor op onze snelste schema. Het geeft ons de gelegenheid om ons eerste cultuurhistorisch bezoek af te leggen. 


Nadat we de brug over de Severn rivier zijn overgestoken, staan we dus in Wales. Of zoals de Welshmen het zelf noemen: Cymru. Veranderd hiermee veel? Nee, alleen staan alle teksten op verkeersborden nu in het Engels en een willekeurig achter elkaar geplaatst rijtje letters. Welsh noemen ze dat. Geen touw aan vast te knopen. Het enige wat we er uit hebben gehaald is het woord 'olaf'. Dit woord betekent laatste, hetgeen dan weer aardig past bij onze Olaf, die is immers de laatste van onze twee mannen.

Goed, we zijn dus in Wales en rijden de Wyve Valley in. Al gauw kronkelt de weg zich tussen bossen omhoog om ons naar Tintern te brengen. Een dorp van niets met een green voor cricket, wat huizen langst de weg en natuurlijk een pub. In deze opsomming ben ik echter het belangrijkste nog vergeten: de kerk. Niet zomaar een keer, nee dit gat van anderhalve man en een paardenkop heeft een abdij die ze heel vindingrijk de Tintern Abbey noemen. Nu wil ik jullie deze komende blogserie niet te veel vermoeien met allerlei jaartallen en interessante historische feiten. Ben je daadwerkelijk geïntereseerd dan is internet een zeer nuttige bron van informatie, daar haal ik zelf immers de informatie ook vandaan halen.

Toch even een paar jaren: gebouwd in 1131, verlaten in 1536 en in 2009 een beschermde status gekregen. Ruim vierhonderd jaar leegstand heeft deze Cisterciëzer abdij geen goed gedaan. We vinden het de toegangsprijs niet waard om het van heel dichtbij te bekijken. Vanaf de straat en kijkend over een hek hebben we al snel door dat deze puinhoop van stenen ons niet laaiend enthousiast kan maken. Dat doet het broodje tonijn in de pub wel, de rit was niet voor niets. 


We zijn inmiddels weer op onze tijdsschema aangekomen, tijd om onze vakantiewoning te gaan opzoeken. De laatste kilometer wordt nog een hele spannende kilometer.

vrijdag 14 juli 2017

In de boot genomen

De bekende weg naar het Westen, niet echt spannend. Hapje meeëten bij Oma, altijd leuk. Op tijd weer weg, willen er graag op tijd zijn. Beetje spannend is dit dan weer wel, zeker voor de reisgenoten die het nog nooit gedaan hebben. We zijn niet de eersten maar hoeven niet zo lang wachten. All on board!

Kamer, o nee dat noemen ze hier een hut, opzoeken. Frisse witte schone dekbedden en handdoeken, we kunnen zelfs naar buiten kijken. Meters maken door de lange gangen, bijna zoekraken maar toch het achterdek vinden. Nog een drukte van belang met vrachtwagens naar binnen rijden. Een Champagnekurk knalt, Duitse medereizigers hebben blijkbaar iets te vieren. Tegen 22 uur gaat er een trilling door de boot, ergens diep onder ons beginnen motorren te draaien. Hun krachtsinspanning resulteert in een beweging van het geheel, waardoor langzaam de Maasvlakte aan ons voorbijglijdt. De wind wordt steeds harder naarmate we verder het ruime sop kiezen. Het havenhoofd glijdt voorbij, een redelijk vlakke Noordzee draagt ons met boot en al richting Engeland.



Terwijl diep onder ons het gromt en trilt kruipen we onze bedden, sorry kooien, in. We slapen wel maar wat onrustig. Half zes meldt de boordomroepster dat het ontbijt klaar staat. Speigeleieren, worstjes, spek, witte bonen. Een stevig Engels ontbijt dus, koffie erbij en we kunnen er weer even tegen. uurtje later al gesommeerd naar de auto te gaan en om zeven uur rijden we de boot af. Kiezen natuurlijk een verkeerde rij waardoor we als allerlaatsten over de grens gaan. We zijn in Harwich, Engeland. Deel 1 zit erop, nu verder naar de eindbestemming zo'n 400 kilometer naar het westen.

We rijden amper een kwartier of we hebben al typisch Engels weer. Gelukkig is dit maar van korte duur en blijft het de rest van de dag droog, we krijgen zelfs de zon nog te zien. De Noord-ring bij Londen levert in tegenstelling tot de verwachting geen vertraging op. Het enige wat tegen valt is het gebrek aan  borden met Services. Ruim tweeëneenhalf uur later kunnen we eindelijk een beker Americano en Cappuccino aan de lippen zetten. Al Donut-etend de benen strekken en weer hoop de auto in. De navigatie meld dat we de M4 voor 170 kilometer moeten volgen, dus blik op oneindig en gaan. Een heuvelachtig landschap schiet aan ons voorbij, maar soms kruipt het ook tegend langzaam als we weer in wat fileachtige oponthoud terecht komen. 

Tegen de verwachting in rijden we om 12 uur Wales, onze vakantiebestemming, binnen. Veel te vroeg om al naar onze cottage te gaan. We gaan ons eerste culturele uitje doen.