Bij
ons in Nederland is de Loire-streek vooral bekend van de vele kastelen.
Uiteraard is dat ook voor ons een van de redenen geweest om hier een week
vakantie te plannen. Via boeken, internet en mensen die het Loire dal al hebben
bezocht zijn we er achter gekomen dat de keuze enorm is. In straal van ruim 80
kilometer van de camping zijn er meer dan 50 te vinden. En dan moet je keuzes
maken. Onze eerste keuze is gevallen op een kasteel in Villandry.
Misschien
niet direct de meest slimme keuze. Door buren zijn we gewaarschuwd dat na een
bezoek aan dit kasteel ieder ander kasteel in het niet valt. Vooral de tuinen
moeten geweldig zijn. En gelijk hebben ze gehad. Althans wat het tweede
betreft: de tuinen en het kasteel zijn werkelijk betoverend mooi. Of hierdoor
alle overige kastelen die we mogelijk deze week nog bezoeken daardoor in het
niet vallen kunnen we pas later beoordelen.
We
beginnen binnen: oorspronkelijk is het kasteel in 1536 gebouwd door Jean Le Breton, minister van Financiën onder
Francois I. Na een aantal eeuwen kwam het kasteel en de tuin in handen van de
Markies van Castellane die de tuin veranderde in een Engelse tuin. In 1906 koopt
Joachim Carvallo het kasteel. Deze
Spanjaard heeft voldoende financiële middelen (hij is onder andere winnaar van
de Nobelprijs voor Geneeskunde van 1931) om het kasteel en de tuinen te
restaureren. Vooral de tuinen krijgen veel aandacht. Ze worden weer
teruggebracht naar de oorspronkelijke Renaissance-stijl. Tijdens de rondgang
door het kasteel, waar het bijna lijkt of de bewoners er nog gewoon wonen,
hebben we vaak prachtig uitzicht op de tuinen.
De vergelijking met Versailles
laat zich makkelijk maken. Kleiner maar net zo mooi en uitbundig in kleur en
planten gebruik. Wat getallen: 52 kilometer strak gesnoeide Buxus hagen, 1015 linden,
115000 bloemen en groente planten waarvan zeker de helft zelf gekweekt is. Het
kasteel is mooi maar de tuinen maken dit bezoek meer dan de moeite waard.
Het
contrast tussen de ochtend en de middag kan haast niet groter zijn. Zijn we
vanmorgen op bezoek geweest bij de hogere klasse, vanmiddag zakken we diep af.
Zo diep dat we zelf onder de grond uitkomen. We hebben namelijk de Troglodyte
van Rochemenier, 30 kilometer ten Westen van de camping, bezocht. Een
troglodyte is een grotwoning uitgehakt in het kalksteen. Rond Rochemenier zijn
meer dan 250 van deze, door mensen gegraven grotten te vinden. Vanaf het begin
van de 13 eeuw tot begin 1900 werd er gewoond en gewerkt vanuit deze woningen.
De bewoners waren veelal boeren, die het uitgegraven kalksteen gebruikte om de
landbouwgronden mee te neutraliseren. De kalk hielp bij het verlagen van de
zuurgraad. Behalve voor de bemesting werd de uitgegraven kalsteen ook gebruikt
voor woningbouw voor de ‘rijke’ bewoners van de streek. De grotten werden
gemaakt omdat het goedkoper was om te graven dan te bouwen, de grotten ongeveer
een constante temperatuur hebben en de kans op brand was minimaal. Het complex
wat we vanmiddag bezoeken is sinds 1967 in handen van de gemeente. In totaal
kunnen twee boerderijen bezocht worden met in totaal 20 ruimtes. Opvallend aan
alle ruimtes is de beperkte hoogte. Vooral de deuren zijn er laag. Niet bukken
betekend een zeer hoofd. Een vragenlijst (in het Nederlands) maakt het ook voor
Olaf interessant. Grappig is dat de portier de antwoorden van Olaf behoorlijk
goed kon lezen. Hij kon zelf een beetje Nederlands. Olaf ontving na afloop een
‘echt’ diploma en een poster.
Het
was vandaag een dag van twee uitersten. Samen met prachtige weer een meer dan
geslaagde dag.